Ik wil niet één reis naar Ithaka; ik wil er meer zolang het me gegund is Elke weg is zo boeiend ... (gedachtegang bij het her- en her- en herlezen van Ithaka - K.P. Kavafis)
Schrijfgelegenheden komen en gaan. Wedstrijden, uitdagingen, oefeningen, … al poot ik hier niet alles meer neer. Ik beschouw het eerder als werkmateriaal. Vooral voor deelname aan wedstrijden.
Wat ik wel wil delen is deze uitnodiging, die komt uit ‘Het geluk van de schrijver’, Eenvoudige poëzietechnieken 9.
Adagio
Mals en sappig valt neer in adagio
het natte goud absorbeert Moeder Aarde
opstaan in pyjama buiten fijn stof spoelt af huid, haar, hoofd, hart weer zuiver
Er zal nog veel water door de zee moeten vloeien vooraleer vrouwen als gelijkwaardig in hun bestaan, beschouwd worden. Wat hun keuze in het leven ook is…
Een ontdekking, sinds het*concert dat ik bijwoonde vorige vrijdag, is de dichter Nikos Kavvadias. Zoals elke (her)ontdekking volgt er een tocht die als een reis naar een onbestemming leidt en nieuwsgierigheid voedt.
Vandaag, op 8 maart, deel ik dit gedicht van hem:
Vrouw
Dans jij je dans dan op de vinnen van de haaien.
Laat je tong spelen op de wind, vervolg je gang.
Je bent als Judith hier, Maria daar te paaien.
De moeraal worstelt op de rotsen met de slang.
Van jongs af had ik haast, maar nu ga 'k ervantussen.
Een schoorsteen dreef mijn leven voort, ik hoor de fluit.
Je zachte hand door 't schaarse haar kon mij wel sussen
voor éen moment, maar nu is 't met haar werking uit.
Gebroken het halfuursglas en de sloependreggen.
Jong, haal de stelling in, we gaan naar volle zee.
Door welke schoftenstreek gaan wij het loodje leggen,
zijn wij voor kinderen en grijsaards de risee?
Fel opgemaakt. In 't rosse schijnsel van het steegje.
Met wier en uitslag overdekt, amfibisch Lot.
Zonder gareel en teugels, zonder zadel steeg je
voor de eerste keer te paard in Altamira's grot.
De meeuw duikt neer om 't oog van de dolfijn te pikken.
Wat kijk je me aan? 'k Zal zeggen waar je mij van kent.
Die nacht toen ik, op 't zand, jou op je rug kon wrikken
legden ze voor de Piramiden 't fundament.
Wij liepen samen over de Chinese Muur.
In Ur zag jij hoe zeelui de eerste kielen klonken.
Jij zalfde diepe Macedonische kwetsuur
toen bij de Granicus de naakte zwaarden blonken.
Groene kleur. Schuim, morellerood en blauwig paars.
Jij, op een gouden gordel na, een naakte schone.
Tussen je ogen liepen zeven evenaars
in de oude werkplaats van Giorgione.
Als had ik hem vervloekt wil de rivier mij weren.
Wat heb 'k misdaan dat je mij wekt voor dageraad?
De laatste havennacht laat ik me niet versjteren.
Zondaar is hij die niets geniet en niets begaat.
Fel opgemaakt. In 't zieke licht van stegen.
Op goud ben je belust. Graai, tel en schraap bijeen!
Jaren hier bij jou blijven zonder te bewegen
tot je geworden bent mijn Lot, mijn Dood, mijn Steen.
Indische Oceaan 1951
Nikos Kavvadias
Uit de bundel “Maraboe en andere gedichten”. Uit het Grieks vertaald door Hero Hokwerda. Uitgegeven door Het Griekse Eiland (bestaat intussen niet meer), december 1988. Ik zie dat ik het negenhonderd vierentwintigste exemplaar van de eerste vertaalde uitgave heb (1000 exemplaren).
Voor andere vertalingen bestaan er verschillende websites, voornamelijk naar het Engels. De Nederlandse vertaling vind ik zelf niet helemaal kloppen, maar ik ben dit gedicht nog verder aan het ontdekken. De tijdsgeest speelt misschien ook een rol. Metaforen zijn zeker aanwezig! Het gedicht gaat alvast doorheen de tijd en ruimte (op Aarde). Bij wijze van voorbeeld: ‘uitslag’ in de veertiende regel, zou ik rododendron zetten (origineel: ροδάνθη).
Dit gedicht werd ook op muziek gezet door Thanos Mikroutsikos (Θάνος Μικρούτσικος). Deze*muzikale*versie vind ik een mooie, naast verschillende versies van Giorgos Dalaras.
Wie graag wat leest over Nikos Kavvadias, zie HIER.
Noot: Nikos Kavvadias was een zeeman. Intussen ben ik een boek van hem aan het lezen. Hij was niet zomaar een rauwe zeebon. Al zal ik mijn mooi gekleurde bril misschien eens moeten oppoetsen… 😉 De nogal talrijke websites die me kunnen helpen, heb ik vastgepind. Ik ben althans aan het exploreren. Niet alleen met dit gedicht.
Bankje zoekt Dialoog was een wedstrijd waaraan ik tweemaal meedeed, via Azertyfactor. De eerste keer viel ik eruit in de eerste ronde. Tot mijn verbazing werd die dialoog wel getipt door Amina Belôrf. Tip van de week in mei 2021.
De tweede keer was iets spannender. Ik viel er toen ‘pas’ uit na de tweede ronde.
Dit jaar heb ik geen bankjeswedstrijd gevonden, al heb ik wel een idee in wording om een dialoog te schrijven.
Mijn inzending van vorig jaar stond op Azertyfactor nog in ‘privé’ modus. Ziehier het begin daarvan :
Papier hier!
Op het bankje zitten een dame (A) midden vijftig en een meisje, rond haar negende jaar (M). Het is zonnig weer, nog niet te warm. A is aan het schrijven. M eet boterhammen.
A – Hé!? Oh, hallo meisje. Houd je me gezelschap?
M (kijkt verbaasd op) – Oh, ik dacht dat je me niet gezien had. Ik zit hier al eventjes hoor.
A – Ik voelde de bank wel een beetje bewegen, maar was zo bezig.
M – Schrijf je sprookjes?
A – Neen, allez, nu toch niet. Ik… eigenlijk gewoon saaie grote-mensen-dingen.
M (lacht voorzichtig) – Ja, dat is saai.
(M neemt nog een hap van haar boterham)
A – Lees jij sprookjes?
M – Ja! Ik ken alle sprookjes! Dat zegt mijn mama. (met halfvolle mond)
A – Hoe weet jouw mama dat?
M – Ze leest elke dag een ander sprookje voor. Of soms eens opnieuw omdat ik het zo mooi vind.
A – Welk sprookje vind je het mooist?
M – Dat is altijd anders; vandaag Sneeuwwitje. Maar Roodkapje vond ik ook mooi. Alleen … dat was verschieten met die wolf.
Een mantinade per dag, houdt mijn hart aan de lach.
Bij een samenkomst van de*M’s, nog voor Kerst vorig jaar kreeg ik een scheurkalender uit Kreta cadeau. Elke ochtend scheur ik nu twee blaadjes af; een van de Druivelaar en een van de Kretenzische.
Op Facebook wil ik al eens een mop(je) van de Druivelaar plaatsen. Maar wat met deze van Kreta? Dat is dat extra koffiemoment ’s morgens, om de achterkant van dat kalenderblaadje van gisteren te ontcijferen en nog wat bij te leren.
Ik ben nog eens op tocht gegaan door cyberspace om wat te vinden over mantinades:
Mantinada (enkelvoud van mantinades): tweeregelig vers, op Kreta gezongen en begeleid door de laouto (luit) en de lyra (lier). Een Kretenzisch lied bestaat vaak uit verschillende mantinades. Strofen uit mantinades worden kontyliës genoemd. Toevoeging: ze blijven vaak lang duren, die liederen met mantinades… (bron: skopos.be)
Een voorbeeld van Kretenzisch cultureel erfgoed:
“Ότι και να ‘χει ο Κρητικός με λόγια δεν το λέει με μαντινάδες χαίρεται, με μαντινάδες κλαίει! “
“Met woorden alleen kan een Kretenzer zich niet uiten Mantinades laten hem lachen en huilen, tranen met tuiten”
(bron: explorecrete.com)
Mantinades gaan vaak over liefde, verliefdheid, verlangen. Het kan ook humor zijn of een wens voor iemand uitdrukken (bij feestdagen bijvoorbeeld) of satirisch, cynisch, …
Dé mantinade die voor mij heel universeel is :
Ποτέ μου να μην σ’έβλεπα, πάλι θα σ’αγαπούσα. Γιατί μέσα στα ονειρά μου, συχνά σε συναντούσα.
(uit Μιλώ μιλώ, uitgevoerd door M. Tzouganakis, tekst: traditioneel lied, mondeling doorgegeven)
vertaling met een poging tot rijmen: Zelfs al had ik jou nooit gezien, toch zou ik van je houwen, omdat ik jou in mijn dromen al dikwijls mocht aanschouwen)
Het is geenszins het tipje van de ijsberg over mantinades, het is enkel een aanzet tot overbrengen waar ik wakker van blijf…
Foto’s: 1. De mantinade van vandaag (aan de achterkant van het kalenderblaadje van gisteren): poging tot rijm bij de vertaling
Ik wil graag dat je van me houdt, ik houd ook van jou om een uniek juweel te zijn, in dat hart van jou
2. Omslag van mijn slimme foon 😉(omslagen verslijten, mantinades niet)
Schrijfgelegenheden komen en gaan. Aan sommige neem ik deel, anderen glijden voorbij. Ik vraag me niet af of dat dan gemiste kansen zijn.
Deze gelegenheid is een van de leerzame, zoals een schrijftechniek voor poëzie. Ze komt van Canxatard in haar blog ‘Het geluk van de schrijver’.
Ik leerde ook liefde en zelf mijn haren verven…
Ik leerde lopen en ook praten het kwam misschien wat laat
Al dat proberen, zelfs geboren worden ik wist niet hoe dat gaat
Laat zoals de achteraffer van Annie M.G. Schmidt
Toen het toch gebeurde duurde het even voor ik fier zei: ‘Kijk, ik zit!”
De crèche de school en het gezin de buren en de vrienden
Al dat proberen zelfs mijn best doen hoofd op hol van wat ik uitkiende
Kiezen en verliezen winnen was een utopie
Al dat proberen ik tuurde maar raak naar dat wat ik niet zie
Ik was jou ik was hem ik was haar ik was hier ik was weg ik was daar
Al dat proberen pedagogiek gestuurd soms was het best wel zwaar
Ik leerde lezen schrijven dansen het ging misschien wat traag
De ene job en ook de andere liep in en ook eens uit de pas woonde hier of daar wat vaag
Ik leerde doen wat gangbaar is ook schuldig en geniep onkuis
Het ene mag gezien dat is normaal het kleinmenselijke gaf gedruis
Ik leerde zingen en ook Grieks al is ’t soms buitenmaats
van onderweg zijn nooit genoeg doch liefst niet op de schaats
Doorheen dat alles en dat leven onevenwicht en balanceren
Waar ik ben en waar ik ga wat ik leerde en wat niet
Is één mens die altijd bij mij is dat ben Ik en u – gelukkig – niet …
Weet u het al, wat ik heb geleerd… voelen aan mijn eigen barometer die heeft het nooit verkeerd
Schrijfgelegenheden komen en gaan. Ik was er vorig jaar al mee begonnen en bij tijd wijle zal ik er dit jaar mee verder gaan. Wedstrijden, uitdagingen, oefeningen, …
Deze is nog van vorig jaar, voor het ontstaan van mijn Woordenrijk. Er glipt al eens een blokje kaas door de mazen van het net.
Ze gaan uit de bol, de mensen op de tafel als ik mijn kroost gedurfd verlaat en dat voor wat kaas en restjes over
Ik ben beroemd, een bejubelde uitslover op dat groot geschreeuwd festijn mag hun live zingen graag toch beter zijn
foto’s: muis: op de website van gezond leven heb ik die terug gevonden, al bestaat ze ook ergens op een Twitter-account. kaas: uit pexels.com en daar deze close-up
In de tijd van de strenge lockdown volgde ik enkele online schrijfcursussen. Een van de lessen ging over het letterlijk nemen van spreekwoorden door een anderstalige die Nederlands leert.
“U gaat toch niet springen zeker?” De warme doch enigszins trillende stem haalde haar abrupt uit haar concentratie. Ze keek even opzij. Er stond een man met een vilten hoed op, groen met rode rand. Een Tiroler?
Verder schonk ze er geen aandacht aan. De Tiroler was er echter niet gerust in. De vrouw was wel aan het balanceren op de tippen van haar tenen, bijna bovenaan de berg waar alleen de edelweiss haar versloeg.
Nog even en dan zou het lukken. Nog even meer strekken. Nog even…Ja, nu!
Ze strekte haar hals zo ver mogelijk uit. Dan legde ze traag haar hoofd in haar nek en lachte, haar armen spreidend. Even traag zette ze haar gestrekte voeten weer plat neer. Een lange diepe zucht van tevredenheid ontsnapte aan haar lippen.
Toen zette ze een stap achteruit, draaide zich om en ging naar een vlakker deel waar ze haar rugzak weer over haar schouders hing.
Ze keek de man nog één keer aan en gaf antwoord op de vraag in zijn ogen: “Ik ben al in verschillende landen geweest en overal wil ik zeker één keer met mijn hoofd in de wolken staan.”
Af en toe zet ik het resultaat van een oefening - na feedback - van de academie hier neer. Niets is echt helemaal waar, noch helemaal onwaar...
“My God! Is that you?”
Ik kijk op. Wie is die man? Hij ploft naast mij neer op de bank, veel te dichtbij. Vanop de dijk zat ik na te genieten van mijn vakantie, omgeven door luchtig appelbauwzeegroen.
“I can’t believe it. Is it really you?” Die zangerige intonatie verraadt hem. De haartjes op mijn armen staan kaarsrecht. Ik proef mijn ontbijt weer, de dik besmeerde chocoboterham, inmiddels met zure smaak.. Mijn Limburgse accent door namaak-Engels verkracht, die gebaren van pseudoverbazing, die groezelige blik langs de rand van mijn comfortzone; zeegroen vervaagt tot er enkel onverteerbaar appelblauw rest.
Ik draai me ostentatief om naar de buitenkant van het bankje Hij komt dichterbij zitten. Ik zet me weer recht en schuif wat verder van hem weg.
“Over wie hebt u het?” poog ik beleefd te blijven. Mijn stem piept bijna zo erg als de zijne. De boterham verzuurt verder, maar ik slik de krop weg.
“Eh, excusee… excuse me?” Pseudo-Brits en pseudoverwondering op de koop toe. De dikke zweetdruppels die over zijn ongeschoren wangen rollen zijn echt.
“Praat maar Vlaams, dat zal u beter afgaan!” Mijn stem overtreft heel wat decibels en klapt dan abrupt dicht. Gelukkig zakt de zure boterham wel weer af.
“Ik dacht dat u een buitenlandse was,” kwekt hij verder. “Relaxed, eenvoudig gekleed, toerist op doortocht… Rugzaktoerist?” vraagt hij. Nogal moeilijk met die rugzak onder de bank. Ik draai me weer om.
“Papa!” hoor ik ergens in de verte. “Kijk papa, die maken ruzie.”
“Hahaha, heb je dat gehoord? Wij maken ruzie. Zullen we het goedmaken met een taske koffie?”
Mijn gezicht en hals branden. Ik sta op, draai me half om, neem mijn rugzak en stap stevig weg. Zonder omkijken roep ik: “Er is geen wij!” en verdwijn in de zeedijkse drukte.