Woordenmoord

Woorden zitten in een kluwen
ze tuimelen en ze duwen
ze botsen en ze racen
ze schreeuwen tot ze hees zijn

Ze dingen met zovelen
aan mij om mee te spelen  
ze boksen met hun ellenbogen
ze schreeuwen tot ze hees zijn

Op een dag echt  ik zweer het
komt zo’n woord  dik opgezet
zichzelf het beste wanend
dat schreeuwt dan tot het hees is

Die dag zal één van die woorden
pretentieus een ander woord vermoorden
het volk zal gillen tieren roepen
en schreeuwen tot ze hees zijn

Een rechercheur op onderzoek
het duurste woord uit zijn woordenboek
verheven doet hij zijn parlez – en de woorden?
die zijn nu hees  doen niet meer mee

Recht zal woordenmoord wel weren
de rust zal eindelijk wederkeren
dat hele volk van letterpakjes is nu bang
het zwijgt weer  maar voor hoe lang?

AMK

Geïnspireerd op deze poster. Ooit op een boekenbeurs gekocht. Gedicht is van Derek Olle.

Adagio

Schrijfgelegenheden komen en gaan. Wedstrijden, uitdagingen, oefeningen, … al poot ik hier niet alles meer neer. Ik beschouw het eerder als werkmateriaal. Vooral voor deelname aan wedstrijden.

Wat ik wel wil delen is deze uitnodiging, die komt uit ‘Het geluk van de schrijver’, Eenvoudige poëzietechnieken 9.

Adagio

Mals en sappig
valt neer in adagio

het natte goud
absorbeert Moeder Aarde

opstaan  in pyjama buiten
fijn stof spoelt af
huid, haar, hoofd, hart
weer zuiver

Licht straalt doorheen mijn huid

 AMK

U kan de opdracht zelf HIER lezen.

Bankje zocht en vond Dialoog in de Efteling

Bankje zoekt Dialoog was een wedstrijd waaraan ik tweemaal meedeed, via Azertyfactor. De eerste keer viel ik eruit in de eerste ronde. Tot mijn verbazing werd die dialoog wel getipt door Amina Belôrf. Tip van de week in mei 2021.

De tweede keer was iets spannender. Ik viel er toen ‘pas’ uit na de tweede ronde.

Dit jaar heb ik geen bankjeswedstrijd gevonden, al heb ik wel een idee in wording om een dialoog te schrijven.

Mijn inzending van vorig jaar stond op Azertyfactor nog in ‘privé’ modus. Ziehier het begin daarvan :

Papier hier!

Op het bankje zitten een dame (A) midden vijftig en een meisje, rond haar negende jaar (M). Het is zonnig weer, nog niet te warm. A is aan het schrijven. M eet boterhammen.

A – Hé!? Oh, hallo meisje. Houd je me gezelschap?

M (kijkt verbaasd op) – Oh, ik dacht dat je me niet gezien had. Ik zit hier al eventjes hoor.

A – Ik voelde de bank wel een beetje bewegen, maar was zo bezig.

M – Schrijf je sprookjes?

A – Neen, allez, nu toch niet. Ik… eigenlijk gewoon saaie grote-mensen-dingen.

M (lacht voorzichtig) – Ja, dat is saai.

(M neemt nog een hap van haar boterham)

A – Lees jij sprookjes?

M – Ja! Ik ken alle sprookjes! Dat zegt mijn mama. (met halfvolle mond)

A – Hoe weet jouw mama dat?

M – Ze leest elke dag een ander sprookje voor. Of soms eens opnieuw omdat ik het zo mooi vind.

A – Welk sprookje vind je het mooist?

M – Dat is altijd anders; vandaag Sneeuwwitje. Maar Roodkapje vond ik ook mooi. Alleen … dat was verschieten met die wolf.

A – Ja, dat was inderdaad nogal bangelijk.

M – Bangelijk?

Verder lezen? Klikt u dan HIER.

Herinnering aan Holle bolle Gijs. Wat schrijfduinen al teweegbrengt.

Veel leesplezier, dompel u onder in een sprookjesbos vol fantasten.

Foto: WIKIPEDIA  

Eén vraag maar

Kom maar binnen
zet je even daar, op die stoel

Heb geen vrees
wat je zelf al weet
dat vertel ik je niet

Het gaat niet over
je besef wat je aanricht
natuurlijk weet je dat zelf

Het gaat niet over je
onverantwoord stoer gedrag
enkel voor je achterban heldhaftig

Wees gerust, ik ben niet
tot jou straffen bevoegd
dat zal iemand anders doen

Ik ben een niet-meer gepeste
die aan jou, een nog-steeds pester
één enkele vraag heeft:

“Waar ben je toch zo bang van?”

AMK

Wat is in dat pesters hoofd bezig?

Eenvoudige poëzietechnieken 7

Schrijfgelegenheden komen en gaan. Aan sommige neem ik deel, anderen glijden voorbij. Ik vraag me niet af of dat dan gemiste kansen zijn. 
Deze gelegenheid is een van de leerzame, zoals een schrijftechniek voor poëzie. Ze komt van Canxatard in haar blog ‘Het geluk van de schrijver’.

Ik leerde ook liefde en zelf mijn haren verven…

Ik leerde lopen en ook praten
het kwam misschien wat laat

Al dat proberen,
zelfs geboren worden
ik wist niet hoe dat gaat

Laat  zoals de achteraffer
van Annie M.G. Schmidt

Toen het toch gebeurde
duurde het even voor ik
fier zei: ‘Kijk, ik zit!”

De crèche de school en het gezin
de buren en de vrienden

Al dat proberen
zelfs mijn best doen
hoofd op hol van wat ik uitkiende

Kiezen en verliezen
winnen was een utopie

Al dat proberen
ik tuurde maar raak
naar dat wat ik niet zie

Ik was jou ik was hem ik was haar
ik was hier ik was weg ik was daar

Al dat proberen
pedagogiek gestuurd
soms was het best wel zwaar

Ik leerde lezen schrijven dansen
het ging misschien wat traag

De ene job en ook de andere
liep in en ook eens uit de pas
woonde hier of daar wat vaag

Ik leerde doen wat gangbaar is
ook schuldig en geniep onkuis

Het ene mag gezien
dat is normaal
het kleinmenselijke gaf gedruis

Ik leerde zingen en ook Grieks
al is ’t soms buitenmaats

van onderweg zijn
nooit genoeg   doch
liefst niet op de schaats

Doorheen dat alles en dat leven
onevenwicht en balanceren

Waar ik ben en waar ik ga
wat ik leerde en wat niet

Is één mens die altijd bij mij is
dat ben Ik en u – gelukkig – niet …

Weet u het al, wat ik heb geleerd…
voelen aan mijn eigen barometer
die heeft het nooit verkeerd

AMK

U kan de opdracht zelf HIER lezen en meedoen.

Bond, Mouse Bond

Schrijfgelegenheden komen en gaan. Ik was er vorig jaar al mee begonnen en bij tijd wijle zal ik er dit jaar mee verder gaan. Wedstrijden, uitdagingen, oefeningen, … 
Deze is nog van vorig jaar, voor het ontstaan van mijn Woordenrijk. Er glipt al eens een blokje kaas door de mazen van het net.

Ze gaan uit de bol, de mensen op de tafel
als ik mijn kroost gedurfd verlaat en dat
voor wat kaas en restjes over

Ik ben beroemd, een bejubelde uitslover
op dat groot geschreeuwd festijn mag
hun live zingen graag toch beter zijn

AMK

U kan de opdracht zelf HIER lezen.  

foto’s: muis: op de website van gezond leven heb ik die terug gevonden, al bestaat ze ook ergens op een Twitter-account. kaas: uit pexels.com en daar deze close-up

Hoofd in de wolken

In de tijd van de strenge lockdown volgde ik enkele online schrijfcursussen. Een van de lessen ging over het letterlijk nemen van spreekwoorden door een anderstalige die Nederlands leert. 

“U gaat toch niet springen zeker?” De warme doch enigszins trillende stem haalde haar abrupt uit haar concentratie. Ze keek even opzij. Er stond een man met een vilten hoed op, groen met rode rand. Een Tiroler?

Verder schonk ze er geen aandacht aan. De Tiroler was er echter niet gerust in. De vrouw was wel aan het balanceren op de tippen van haar tenen, bijna bovenaan de berg waar alleen de edelweiss haar versloeg.

Nog even en dan zou het lukken. Nog even meer strekken. Nog even… Ja, nu!

Ze strekte haar hals zo ver mogelijk uit. Dan legde ze traag haar hoofd in haar nek en lachte, haar armen spreidend. Even traag zette ze haar gestrekte voeten weer plat neer. Een lange diepe zucht van tevredenheid ontsnapte aan haar lippen.

Toen zette ze een stap achteruit, draaide zich om en ging naar een vlakker deel waar ze haar rugzak weer over haar schouders hing.

Ze keek de man nog één keer aan en gaf antwoord op de vraag in zijn ogen: “Ik ben al in verschillende landen geweest en overal wil ik zeker één keer met mijn hoofd in de wolken staan.”

AMK

Zo zou het misschien ook nog lukken 🙂

Afwezig graag

Hoe meer ik hier kom, hoe afweziger ik wil zijn

Zo met de anderen in hetzelfde schuitje
schreeuwen mijn hersenen
“blijf onder mijn vel uit!”

Met lijf en leden dik ingepakt
de afstand in die schuit ver genoeg
onderhuids kriebelt weer
zweet dat niet van mij is

Dat zijn zo van die dagen dat ge u afvraagt, wat ge al weet

De fysieke grenzen overschreden, de luchtballon in mijn kop
die koers verliest en de mentale grenzen omver laat wankelen

Het machteloze  die vervuiling onderhuids
alle contrasten van een dag onder één vel gepropt
alles wat mooi was en alles wat lelijk was

Alles tezamen    en om dan alleen het mooie te zien
de vrouw die me in de bus haar plaats afstond
het kind onderweg dat vrolijk ‘hallo m’vouw’ riep
de vrijwilliger die koffie bracht en een koekske

en als ge goed kijkt  het lelijke want ook dat schreeuwt
dat wil dat ge kijkt en ge hoopt dat het een fase is en dat
het goed komt – met die opspelende grenzen blijft ge nog wat
in de kantlijn want ge weet wel dat het goed komt
dat vertrouwt ge, ook dat zit onder uw vel en ook al

hebt ge hele andere dingen meegemaakt   wat ge ziet bij anderen
en haarscherp aanvoelt   dat maakt dat wat niet van u is
u wakker toch schudt  over de dingen voordat ze al goed gekomen waren
zelfs van in uw kinderjaren ge zit daar toch afwezig te zijn, waarom ook niet

en ineens schiet het woord ‘lustrum’ door uw kop maar toch
ge wilt dat niet vieren  dat ge het weet zelfs met moeite niet vergeet
dat anderen zeggen dat ge maar blij moet zijn want ge zijt er nog

ook al weet ge dat zelf wel, ge zit daar afwezig en zwijgend te zijn en dan
daar doorheen toch daardoor straalt ineens dat lachske van dat ochtendkind

waar ik vanmorgen “hallo, meisje” aan zei en ik afwezig of niet, weer lach

AMK – 03 december 2022

foto: tussen het monsterlijk begin en het lustrum in

Flierefluiter op de dijk

Af en toe zet ik het resultaat van een oefening - na feedback* - van de academie hier neer.
Niets is echt helemaal waar, noch helemaal onwaar...
*wegens ziekte docent, geen les gehad, dus mag u de feedback doen 😉

De opdracht was – enkele weken geleden – een tekst te schrijven met volgende situatie: een bankje op de dijk, waar iemand zit en er komt iemand anders bijzitten. Wat gebeurt er dan? Twee maal: alwetend perspectief en ik-perspectief. Elk in maximum 300 woorden. Het ik-perspectief houd ik u nog te goed. Het alwetend was te gretig, aldus hier haar verhaal:

De man, op de dijkrand balancerend, slaat doelbewust de bankjes gade. Nonchalant wandelt hij naar het bankje waar een jonge vrouw zit te genieten van haar laatste uurtje zeegroen uitzicht, haar rugzak onder de bank gedeponeerd, voor ze terug naar huis treint.

Gespeeld verbaasd blijft hij voor haar staan en roept uit: “My God, is that you?” Hij ploft naast haar neer en ratelt verder, zichzelf Brit wanend. Ze herkent dat zangerig accent van haar eigen roots en dat verraadt hem. Hij zit dichtbij waardoor zij hem haar rug toont en zo blijft zitten. Hij stapt niet op. Integendeel, hij schuift dichterbij, flirtend, denkend dat het aanslaat. Van lieverlee zet de vrouw zich weer recht maar schuift twee-handen-breed verder weg.

Ze besluit, tegen beter weten in, hem een kans te geven. Ze vraagt hem in het Nederlands over wie hij het heeft. Van verbazing – in zijn arrogantie beseft hij niet dat er intelligente vrouwen bestaan – begint hij in het Nederlands, overschakelend op Engels, hopend dat hij de situatie kan redden. Zwetend zoekt hij naar woorden terwijl hij denkt dat dat mannelijk, ergo aantrekkelijk is, zeker tezamen met die schuurpapieren wangen. Ze gebiedt hem in het Vlaams verder te gaan. Het venijn in haar stem valt hem natuurlijk niet op.

In een volgend cliché uit zijn arsenaal over hoe ze eruit ziet, een reistypetje, hoopt hij alsnog haar voor zich te winnen. Ware het niet dat een voorbij huppelend kind hem doorheeft en zijn papa luidkeels op de ruzie wijst. In een laatste poging zijn gezicht te redden, pseudo-grapt hij; “Maken we het goed bij een koffietje?”
De volgende seconde kijkt hij haar na, haar rugzak bengelend over haar ene schouder waarbij haar laatste woorden, rood aanlopend uitgeschreeuwd, nazinderen. “Er is geen wij!”

Ze verdwijnt tussen de massa, richting station.

AMK – 30 november 2022

Stenen vondst

Af en toe zet ik het resultaat van een oefening - na feedback - van de academie hier neer.
Niets is echt helemaal waar, noch helemaal onwaar...

Hoe lang zou het duren voor de stenen vielen?

De slapende lichamen leken als zware zandzakken neergelegd tussen de grashalmen. Hoe koud zouden ze het hebben? Ik vroeg het me af. Ze leken wezenloos en als ze dat nog niet waren, zou de laagste rotsblok daar voor zorgen.

De vrouw zal het vast warmer hebben gehad, tussen de modder en het lichaam bovenop haar. Waarom zagen ze er in hemelsnaam zo vredig uit? Was ik in een fantasyfilm terechtgekomen?
Dat beeld van de lichamen in de modder met die rotsen boven hen tartte elke verbeelding, zelfs de mijne. De lichamen, over elkaar heen, in het slijk tussen het gras. Ver boven hen ontwaarde ik licht- en donkergrijze tinten in een wolkenstreep waar een zwarte kraai rond cirkelde. Uit de wolk vertrok een touw naar beneden, dubbel gebonden rondom een reuze rotsblok. Het touw daalde verder naar een lagere blok, strak omheen vastgeknoopt. Hoe lang zou het touw het houden? Zou de vogel de koord doen knappen?

Het geblaf van de hond van mijn buren, Henri en Elise, leek wel een door God of zijn universum gezonden teken. Abrupt werd ik wakker en schoot recht in de zetel met een nog onwerkelijk gat ergens tussen de fantasy en de concreetheid van het wakker zijn.

Met de belofte hun hond dit weekend tijdig uit te laten en eten te geven, had ik de gemeenschappelijke deur tussen onze twee tuinen opengelaten. Ik woonde hier nog niet zo lang en meestal ben ik de laatbloeier in een nieuwe omgeving. Maar in hun hartelijke gastvrijheid zwom ik spontaan mee. Ze leken de artistiekelingen van de wijk, beetje doorleefd voor hun nog jonge leeftijd, dat wel. Toch trok hun optimistische aard me wel aan. En een wederdienst voor het mooie vrolijke tuinhek, waar zij voor gezorgd hadden, leek me wel passend. Beter een goede buur dan een verre vriend, al ken je ze nog niet zo goed, toch?

Nu gromde en blafte de hond hees, helemaal anders dan zijn vraag om een wandeling, eten of een spelletje. Toen ik buitenkwam, rende hij als een pijl uit een boog weg.  Wat zou dat toch in hemelsnaam zijn? Bijna over mijn eigen voeten vallend, volgde ik hem. Hij was sneller, zelfs doorheen de witte muur van mist.

“Laaassie!”, riep ik zijn schelle blaffen na. Was er een naam die meer cliché klonk? Het geblaf ging plots over in een gehuil. Ik was heel dichtbij. Tot ik versteende. Werd de fantasy vanop de warme zetel toch echt? De modder, het koppel, over elkaar heen gelegen, het vredige aanzicht… Ik keek naar boven, knipperde met mijn ogen; geen rotsblokken aan een touw te zien. Zucht!

Lassie draaide hijgend rondjes, rende het stukje tussen het paar en mij op en neer en sprong dan tegen me aan. Voorzichtig zette ik een stap in die richting. Er gebeurde niets. Nog een stap. Nog niets.
“Hallo!” Mijn stem piepte. “Haaallooo!!” Dat ging al beter.
Nog twee stappen en ik was bij hen. Gebiologeerd door de bijna lieflijke houding van de twee mensen. Tot ik iemand hoorde gillen. Mijn eigen stem!

Ik liet me op mijn knieën vallen. Ik trok eerst aan de man, rolde hem op zijn rug en sleepte toen de vrouw van de modderplek weg. Lassie jankte nu zachtjes, tussen de twee lichamen in gezeten. Toen zag ik het zelf pas. Een verlammende realiteit, zoals ze daar lagen; met hun gezichten naar boven, nog nauwelijks ademend, blauw en bleek tegelijk. Wie moest ik eerst reanimeren? Henri of Elise?

AMK – 29 november 2022

Dit verhaal schreef ik n.a.v. een foto. De oefening was – zonder voorafgaande kennis van het oorspronkelijke verhaal – zelf iets te schrijven (eender wat, poëzie, verhaal, …). De foto werd origineel gebruikt voor een verhaal, geschreven in het teken van het jaar van Stijn Streuvels vorig jaar (meer info: HIER ). Ik kan omwille van de bekende reden deze foto zelf niet plaatsen. Vandaar eentje uit mijn eigen wanordelijk geordende foto map