Hoe meer ik hier kom, hoe afweziger ik wil zijn
Zo met de anderen in hetzelfde schuitje
schreeuwen mijn hersenen
“blijf onder mijn vel uit!”
Met lijf en leden dik ingepakt
de afstand in die schuit ver genoeg
onderhuids kriebelt weer
zweet dat niet van mij is
Dat zijn zo van die dagen dat ge u afvraagt, wat ge al weet
De fysieke grenzen overschreden, de luchtballon in mijn kop
die koers verliest en de mentale grenzen omver laat wankelen
Het machteloze die vervuiling onderhuids
alle contrasten van een dag onder één vel gepropt
alles wat mooi was en alles wat lelijk was
Alles tezamen en om dan alleen het mooie te zien
de vrouw die me in de bus haar plaats afstond
het kind onderweg dat vrolijk ‘hallo m’vouw’ riep
de vrijwilliger die koffie bracht en een koekske
en als ge goed kijkt het lelijke want ook dat schreeuwt
dat wil dat ge kijkt en ge hoopt dat het een fase is en dat
het goed komt – met die opspelende grenzen blijft ge nog wat
in de kantlijn want ge weet wel dat het goed komt
dat vertrouwt ge, ook dat zit onder uw vel en ook al
hebt ge hele andere dingen meegemaakt wat ge ziet bij anderen
en haarscherp aanvoelt dat maakt dat wat niet van u is
u wakker toch schudt over de dingen voordat ze al goed gekomen waren
zelfs van in uw kinderjaren ge zit daar toch afwezig te zijn, waarom ook niet
en ineens schiet het woord ‘lustrum’ door uw kop maar toch
ge wilt dat niet vieren dat ge het weet zelfs met moeite niet vergeet
dat anderen zeggen dat ge maar blij moet zijn want ge zijt er nog
ook al weet ge dat zelf wel, ge zit daar afwezig en zwijgend te zijn en dan
daar doorheen toch daardoor straalt ineens dat lachske van dat ochtendkind
waar ik vanmorgen “hallo, meisje” aan zei en ik afwezig of niet, weer lach
AMK – 03 december 2022
